Korte historie

In 1947 in Amsterdam richtte een groep jonge kunstenaars, waaronder Henk Broer en Oey Tjeng Sit, de Nederlandse Kring van Tekenaars op. Zij zagen ‘de tekening’ niet langer als een schets vooraf voor een ander werk, maar als autonoom werk.

 

In naoorlogse kunstkringen was er weinig aandacht voor tekeningen en galeries bestonden nog niet. Wel stelde kort na WOII het Stedelijk Museum zijn zijvleugel voor exposities ter beschikking aan kunstenaarsverenigingen, waaronder de Nederlandse Kring van Tekenaars. Ook Museum Fodor -destijds gevestigd aan de Keizersgracht waar nu museum FOAM is- bood in die tijd ruimte voor tentoonstellingen van de kring.

Leden van het eerste uur waren o.a. Jan Wiegers, Jeanne Bieruma Oosting, Ro Mogendorff en Kurt Löb. Later voegden bijvoorbeeld Willem Vaarzon Morel, Jaap Ploos van Amstel en Nola Hatterman zich bij de kring en in de jaren 70 en 80 sloten Paul Citroen, Peter Vos, Jan Sierhuis, Anton Martineau en Jaap Hillenius zich aan. 

 

In het laatste decennium van de vorige eeuw maakte de kring moeilijke jaren mee. Rond de eeuwwisseling werd besloten om een nieuwe start te maken en in 2007 kwamen oude en nieuwe leden voor het eerst weer bijeen en werd een nieuw bestuur geïnstalleerd met Wilma Laarakker als voorzitter.

 

De tekenkunst is inmiddels een autonoom onderdeel van de beeldende kunst. De Nederlandse Kring van Tekenaars heeft daarin sinds het begin een belangrijke rol gespeeld en richt zich nog steeds op de ontwikkeling en bevordering van een tekenkunst als zelfstandige discipline.

Het werk van de tekenaars die zich bij de kring hebben aangesloten, laat een grote verscheidenheid zien in onderwerp, materiaal, formaat en benadering van het tekenen. Er is monumentaal werk, maar ook verfijnde, lyrische en schilderachtige tekeningen, er is verhalend werk evenals abstract werk. Op papier, op doek, op gips, plat, ruimtelijk, digitaal: tekenen kent oneindig veel dragers en verschijningsvormen.